Op hoop van zon, 7, Lulu Wang

Thuisblijver

In het najaar ontpop ik me tot een kat. Met een ingebouwde flits achter mijn netvlies kan ik de wonderen der natuur ontdekken die zich alleen in het donker openbaren. Zo sta ik versteld van de talloze tinten grijs die kloksgewijs ronddraaien. Hierdoor is het overdag lichtgrijs en ’s nachts donkergrijs, iets wat vlak voor het ochtendgloren tot zwart overgaat. Dan daalt duisternis voor de zonsopgang, vergezeld door een indringende kou. Hoe het grijs zich ook ontwikkelt, omdat de dag kort is en de nacht lang, de herfst staat in het teken van de donkergrijze tint.

Menig Nederlander gaat in het najaar of de winter naar het zonnige Zuid-Spanje. Ik blijf liever in Nederland. Hier deelt Moeder Natuur streekproducten als geschenken uit, verpakt in grijs glanspapier. Hier kleurt Zij de nacht alleen maar een toontje grijzer in dan de dag, zodat het verschil tussen dag en nacht tot het minimum wordt beperkt. Wij kunnen dan overdag rustig wennen aan de lange nacht in aantocht. Wij hoeven dan niet te vrezen voor de duistere, koudere uren noch moeizaam afscheid te nemen van de ietwat lichtere, warmere uren.

Menig mens heeft moeite met de herfst van zijn leven. Ik geniet juist van dit jaargetij van mijn aards bezoek. Toen ik jong en dom was, steeg ik door geluk naar de hemel en gleed ik door verdriet naar de hel. Alles was zwart of wit. Nuance kende ik niet. Nu ik jonger in mijn hart ben geworden en hopelijk ook een tikkeltje wijzer, raak ik niet zo gauw onder de indruk van blijdschap noch van droefenis. Evenmin kom ik snel zwart of wit tegen omdat ik me bevind op een grijs gebied ertussen. Daar zie ik schoonheid in verdriet en doet geluk mij soms pijn.

Treinreiziger

Het was ook in een najaar dat ik hem ontmoette, ver in het verleden. Wij zaten tegenover elkaar in de trein. Ik herinner me niet meer waarom wij in gesprek waren geraakt en waar het over ging, want mijn hart klopte zo hard dat ik niets meer hoorde. Ik weet nog wel dat wij hoogstens vijf zinnen met elkaar hebben gewisseld. Sindsdien schreven wij elkaar af en toe een brief, en daar bleef het bij. Op een of andere manier voelde ik echter aan dat hij vaak aan mij dacht en dat hij wist dat ik het omgekeerd ook deed. Zo hielden wij het tien jaar lang vol, zonder haast te maken om elkaar weer te zien of te spreken. Tja, toen waren wij in de kracht van ons leven en meenden dat wij zeeën van tijd hadden om te verspillen.

Op een avond scheen de volle maan diep in mijn kamer, en ik schreef hem dat het zo lang geleden was dat ik hem voor de eerste en enige keer zag, dat zijn contouren in mijn geheugen begonnen te vervagen. Ik kreeg een brief terug met erin slechts één zin: stuur mij geen brief meer. Wat kon ik nog zeggen of doen? Ik raakte mijn geliefde kwijt die ik eigenlijk nooit rijk was geweest. Mijn hart brak.

Nu, decennia later zie ik schoonheid in dat liefdesverdriet. Zonder hem jaar in jaar uit te hebben gemist, zou ik het diepste labyrint van verlangen niet van binnen hebben gezien. Dan zou ik een wand daar niet hebben ontdekt. Een wand behangen met mozaïek, ingelegd met edelstenen van alle grijze tinten onder de zon en de maan. Dan zou ik niet een voortdurende drang hebben gevoeld om te schrijven.

Verzoener

Schrijven geeft mij een kortstondige gelukzaligheid die uit jarenlang verdriet is gekristalliseerd. Dankzij zo’n zalige pauze kan ik mijn reis naar het oneindige voortzetten. Onderweg, als de moed mij in de schoenen zakt, kijk ik naar boven en sta oog in oog met wederom een wonder der natuur. Ik zie een witte, blijde aquarel zich met een zwarte, droevige aquarel mengen om tezamen een grijze horizon te schetsen. Een horizon die langer en breder lijkt naarmate mijn bereidheid tot consensus met het lot groeit. Hierdoor breng ik met even groot genoegen donkere herfst als stralende zomer door. Hierdoor laat ik met evenveel gemak verdriet als geluk voorbijgaan, zonder te hopen dat ze voor mij al was het maar een spoortje als aandenken achter zouden laten. Alhoewel, als woorden ook als sporen tellen, dan staan mijn teksten bol van door mijzelf gekraste sporen.

Met de pen bezing ik het grijs dat alles bevat waar een menselijk hart naar verlangt en voor vreest, iets wat het tot de rijkste en mooiste kleur ter wereld maakt. Als wit voor reinheid staat, rood voor de liefde en zwart voor het onvermijdelijke einde, dan staat grijs voor onze eenwording met het lot, voor ons heel zijn en derhalve voor heilzaamheid.

Koop Nederwonderland of andere boeken van Lulu Wang >>> >>

Op hoop van zon, 6, Lulu Wang


Deur

Vanochtend deed ik de deur open en stapte nietsvermoedend naar buiten. Een windhoos duwde mij weer de kamer in en sloeg mijn gezicht met iets scherps. Gauw deed ik de deur dicht en schudde mijn hoofd. Drie droge bladeren vielen van mijn haren op de vloer.

Voorzichtig raapte ik de bladeren op en legde ze naast elkaar op de tafel. Ik herkende ze wel. Ze kwamen bij mijn buren vandaan, die een flinke boom in hun tuin hadden. Elk najaar lag mijn tuin bruin van zijn grote, glansrijke eikels. Ik had wel eens een ervan geproefd. Wrang was die! Jammer van hun smakelijke uiterlijk.

Een van de bladeren leek op een kano, met twee krullende randen en ertussen een kuil. Het tweede was een blauwe maandag kano, waarvan één rand hoger krulde dan de andere. Als een roeier erin zou zitten, zou het bootje kapseizen. Het derde was net een bladvormig dienblad, niet zo plat als een dubbeltje maar veel scheelde het niet. De kleur van de drie varieerde van nootbruin tot taupe. Wat de drie onderscheidde was echter het aantal barstjes dat ze vertoonden. Het eerste blad was een en al craquelé. Het tweede telde twee scheurtjes langs de hoofdader. Het derde was praktisch gaaf.

Vaas

Als er iets te vieren valt, zet ik, anders dan velen, eerder een boomtakje dan een bloemetje in een vaas. Daarom ben ik vertrouwd met de vorm, kleur en textuur van groene bladeren. Hoewel ze er niet exact hetzelfde uitzien, kan ik er zonder vergrootglas weinig van merken.

Invloed

Ik hield de drie dorre bladeren in mijn hand en verwonderde me. Ze stamden af van dezelfde boom, oogden haast eender uit als toen ze nog jong waren en ze leefden onder dezelfde weersomstandigheden. Wat was er gebeurd dat een wereld van verschil tussen de drie had gemaakt? Onder andere door de manier waarop ze op dezelfde situatie inspeelden, was mijn vermoeden. Het ene blad kromde zijn rug als de zon er fel op scheen of als de rijp hem omhulde, het tweede draaide zich voor de zon en de rijp half om, terwijl het derde geen krimp gaf, zon en rijp ten spijt. Zodoende probeerden ze hun verblijf op de boom te veraangenamen dan wel te verlengen. Het waren deze keuzes die hun verschijning aan het einde van de rit mede hadden bepaald.

Waar de bladeren ook voor hadden gekozen, er veranderde helaas niets aan hun sterfelijkheid, evenmin het moment van hun heengaan. Een poosje wervelwind was reeds genoeg om in een mum van tijd een hele boom kaal te plukken en om alle bladeren, hoe ze ook op de zon of de rijp hadden gereageerd, naar de grond te slingeren. De pogingen van de bladeren om beter of langer te leven waren futiel binnen het epicentrum van de natuur. Waarom zouden ze zich nog afvragen hoe ze moesten omgaan met de zon alsmede de rijp?

Toch deden ze het, die vraag stellen. Al hadden de bladeren geen invloed op hun vergankelijkheid, ze konden tenminste werken aan hoe ze hun einde tegemoet zouden gaan. Als een uitgebalanceerde kano, een stoutmoedig blauwe maandag bootje of als een bladvormig dienblad. Ze waren geboren als haast identieke groene blaadjes, maar dankzij de keuzes die ze tijdens en na hun verblijf op de boom hadden konden ze als unieke wezens afscheid van deze wereld nemen.

Wat anders kan ons verblijf hier op aarde de moeite waard maken dan onze verworven uniekheid?

Koop Nederwonderland of andere boeken van Lulu Wang >>> >>