In de trein van Tianjin naar Peking waren de passagiers als vee op elkaar gestapeld. Rong kroop op de rug van een man die krachttermen rondstrooide, in de hoop zijn ene been dat klem zat recht te zetten. Een andere meneer, een met een bril en een aktetas, schopte met zijn spillebenen naar links en rechts en maakte op die manier plaats voor een jongedame die naar gepelde abrikozen rook.
Blz. 9
De vuurspetters van rokende bijvoet, die gedroogd, gevlochten en in brand gestoken werd om de muggen te verdrijven, kondigden de naderende roddelmarkt aan. Er vormden zich twee ringen onder de boom: een van het vlamvattende geurige gras en een van Rongs mededorpelingen. Sommigen zaten op een krukje, maar de meesten hadden een kussen van stro onder hun dierrère. Aan een van de laagst hangende takken van een moeerbeiboom hing een olielamp met een glazen klap. Tsssss…. Tussen het gelach en de stemmen van de ekaar in de rede vallende mensenmassa door, was het verkolen van de lijfjes van vuurvliegjes te horen. De eigenwijze beestjes stortten zich erop met de gedecideerdheid van een verdwaasde verliefde.
blz. 100.
Foto: Lulu (een jaar oud) en haar ouders.
