Een album met een reeks Einsteins in Nederland
Gisteren kreeg ik via de mail de aankondiging van een nieuw boek van fotograaf Joost van den Broek, getiteld Goed Volk. Cover zie afbeelding van deze blog. Ik heb niet het hele boek gelezen en alle foto’s gezien. Maar de paar foto’s die ik wel heb kunnen bewonderen doen mij denken aan het volgende: mededogen, verlangen naar een menswaardig, gelijkwaardig bestaan en vragen over immigratie, integratie en (in)tolerantie.
Mijn diepe respect voor de heer van den Broek, die bovengenoemde thema’s met zijn lens aansnijdt. Misschien komt het doordat ik van oorsprong Chinees ben, maar ik zie bovengenoemde onderwerpen anders. Het is menseigen om zich te verplaatsen naar daar waar voedsel of vrede te vinden is, wanneer er honger of oorlog uitbreekt. Net als water dat vloeit daar waar het lager is. Communicerende vaten, zoals het heet. Het is echter een kunst om met dit menselijke/natuurlijke verschijnsel om te gaan.
Mededogen met sociaal- en economisch zwakkeren pleit voor ons, maar dat heelt de wonde van onze voedsel/vrede zoekende medemensen niet. Wat dan wel?
Als twaalfjarige had ik een streepjeskat die Murashka heette. Ze was net een hollebolle Gijs en slokte alles wat los of vast zat op. Als ik in het zonnetje een boek zat te lezen, legde ze haar gestreepte derrière precies op de bladzijde waar ik mee bezig was. Als ik sliep, hield ze mijn voeten warm.
Op een dag kwam ik in het trappenhuis van ons flatgebouw een jongen tegen. Hij had een blauwe kin met eromheen glanzende puisten. Glanzend omdat de etter erin stond op het punt de barrikades omver te werpen en naar buiten te stromen. Thuisgekomen hoorde ik van mijn moeder dat hij een neef was van onze onderburen. In de winter was het land bevroren. Hij hoefde het niet te verbouwen en kwam zijn zus in de stad opzoeken.
Op een middag hoorde ik dwars door mijn deur een kattegekrijs. Ik ging naar buiten en zag Murashka roerloos liggen in een plas bloed. Mijn hemel stortte in, maar ik was te verdrietig om te huilen. Ik tilde Mura op. Haar poten bengelden slapjes in de lucht. Ze reageerde niets meer op mijn geroep en geaai. Iets zwaars viel op de cementvloer van ons trappenhuis. Ik stormde naar beneden en zag een dikke stok doordrenkt met Mura’s bloed. Ik begon te stampvoeten, te schreeuwen en te snikken!
Opeens besefte ik dat het bezoek van onze onderburen Mura had proberen te verdelgen als een plattelander poogden vogels te verschrikken, zodat ze de rijstplanten niet kaal zouden vreten.
Mijn hart deed zoveel pijn dat ik liefst niets meer wilde voelen en sterven. Temeer omdat ik het de boerenjongen niet kwalijk kon nemen. Hij wist niet beter dan dat hij zijn gewassen moest beschermen tegen ongedierte en andere dieren. Door de schaarste van granen hadden boeren net genoeg om te overleven. Waar vonden ze de mogelijkheden om huisdieren eten te geven? Desondanks kon ik die jongen met zijn puisten en al tot één plas etter gaarmeppen.
Mijn gehuil bereikte mijn moeder. Ze haalde Mura voorzichtig uit mijn armen en legde haar in een mandje naast onze kachel. Ik legde mijn wollen sjaal op haar en gaf haar rijstepap te eten. Ze gromde als ik haar benaderde en lag daar precies een maand met alleen maar af en toe een hapje pap en een slokje water.
Mura was genezen en rolde weer genoeglijk op haar rug – men kon haar roze tepels tellen – als ik haar aaide.
Wat had dit verhaal te maken met voedsel-vrede zoekende mensen in het fotoalbum van fotograaf van den Broek? Ik kon met de beste bedoelingen Mura aaien en voedsel aanreiken, maar Mura wilde met rust gelaten worden. Het was haar lijf en haar wond. Alleen zij wist hoe ze haar zelfgenezende proces in gang kon zetten om zsm beter te worden.
Mededogen met onze voedsel/vrede zoekende medemensen betekent niet medelijden – kijk hoe zielig of hulpeloos ze zijn. Ze zijn even zelfstandig, capabel en vindingrijk als wij. Het beste mededogen dat wij voor hen kunnen opbrengen is hun zo te zien. En hen mogelijkheden te bieden om hun zelfstandigheid te herwinnen, zelfvertrouwen terug te vinden, hun de ruimte te geven met hun talenten en vakkundigheid een welverdiende plek te vinden in hun nieuwe omgeving. Zo kunnen zij, net als wij, bijdragen tot onze welvaart en welzijn.
Te vaak zie ik foto’s van hulpeloze vluchtelingen. Zelden zie ik gelukkige vluchtelingen die trots zijn. Die met hun harde werken en prestaties hun gulle gastland met daad en kracht danken.
Einstein vluchtte rond de Tweede Wereldoorlog van Duitsland naar Amerika. Een vluchteling dus. In de V.S. kreeg hij kans zich zodanig te ontplooien dat de wereld van wetenschappen en technieken na zijn vluchttocht nooit meer hetzelfde is geworden.
Van harte hoop ik ooit een fotoalbum te zien met een reeks Einsteins in Nederland. Geen zielige, maar zelfverzekerde, gelukkige, dankbetuigende en rijke bijdrage leverende vluchtelingen. Zo hebben hun carrière en geluk een toevlucht genomen dankzij of ondanks hun vlucht. Op dat album verheug ik me.
Foto: Cover van het nieuwe boek van van den Broek.