Het stadhuis van Maastricht is net als de stad zelf, grandioos en zo oud als de weg naar Rome (goed geconserveerd, dat wel)

Gisteren iets voor elf uur kwam ik bij het stadhuis van Maastricht aan. Ik werd door een vriendelijke gastheer rondgeleid naar verschillende zalen van dit gebouw. Toen de burgemeester en zijn secretaris (geloof ik) mij tegemoet kwamen, stond ik nog met een open mond te gapen naar de rijke (vat het gerust letterlijk op) historie die aan elke blok marmer of elk stuk meubel te merken en te ruiken was.
 
Misschien omdat ik zo onder de indruk oogde, vroeg de burgemeester daarna of ik hier eerder geweest was. Nee, antwoordde ik, al heb ik 12 jaar in Maastricht gewoond. Als ik toen voor de wet zou trouwen of zoiets, zou ik het stadhuis wel van binnen hebben gezien, denk ik.

 
Het was een fijn gesprek met de burgemeester en zijn secretaris (geloof ik). Ik was blij verrast dat ze mij op een geven moment vroegen een bladzijde uit mijn nieuwe novelle ‘Nederland, wo ai ni’ voor te lezen. Zoals jullie het misschien weten, ik kan wel verhalen schrijven en vertellen, maar ik ben geen ster in voorlezen, understatement.

 
Na het gesprek maakte een journalist een serie foto’s van mij voor het huis waar ik mijn eerste jaar in Maastricht gewoond heb. Mijn bloed stroomde sneller toen ik de ramen van mijn appartement zag. Helaas is mijn oude huisbazin overleden, anders zou ik haar van harte willen danken voor de Kinderbijbel die ze mij direct na mijn aankomst geleend had. Om ervoor te zorgen dat ik geen smoes zou hebben het Boek niet te lezen, had ze speciaal een Engelstalige Kinderbijbel voor mij uitgezocht. Ik was op slag verliefd op Bijbelse verhalen.

 
Ik mis Maastricht, zoals een boom zijn wortels niet kan missen. Ik dank Maastricht voor het leeuwendeel van het moois dat Nederland mij geschonken heeft.
 
Foto genomen voor de deur van het huis – mijn eerste verblijf in Nederland in het algemeen en in Maastricht in het bijzonder: Capucijnengang 19 (als ik me goed herinner).
Fotograaf: journalist BV Limburg, Pieter Nijsten