Landschap in gedichten van de Tang-dynastie / 唐诗中的天地山水
不知香积寺,数里入云峰。
古木无人径,深山何处钟。
泉声咽危石,日色冷青松。
薄暮空潭曲,安禅制毒龙。
王维 (公元699-761, 唐)
Ik ben op weg naar de Tempel Wierookgeuren
zonder te weten waar hij precies gesitueerd is.
Na amper een paar stappen te hebben gezet
kom ik terecht in bergen verscholen in wolken.
Terwijl ik in het zwarte woud tevergeefs zoek
naar een paadje beginnen ergens klokken te luiden.
Onder mijn voeten stroomt een beekje kolkend
over rotsen met steile randen en scherpe hoeken.
Boven mijn hoofd schijnt de zon op dennenbomen
die erdoor dieper groen ogen dan ze reeds zijn.
In de avondgloed die zich op de aarde neer vlijt
hangt een oorverdovende stilte boven een diep meer.
Aan de rand van het meer zit een monnik in diepe trance
een trance waarin hij een tijger in zijn hart temt
een tijger die luistert naar de naam Werelds verlangen.
Gedicht van Wang Wei (699-761 Na Christus, Tang-dynastie)
Het moge duidelijk zijn dat wij het hier te maken hebben met een landschapsgedicht uit China. Dergelijke gedichten kent Europa ook, met één verschil. Een literair criticus van Japanse afkomst K. Hakuson (1880-1923) merkte op dat Europese landschapsgedichten pas na de Renaissance hun eerste levenslicht zagen. Zo heeft de Britse dichter James Thomson (1700-1748) The Seasons geschreven. Chinese landschapsgedichten stonden, daarentegen, ruim duizend jaar daarvoor al in volle bloei.
Het moge duidelijk zijn dat een landschapsgedicht een gedicht is, al gaat het (voornamelijk) over landschap. Dit geldt echter niet voor Chinese landschapsgedichten en al helemaal niet voor die uit de Tang-dynastie. Sterker nog, het zou vloeken in de kerk betekenen als men de bergen en dalen, water- en rotspartijen, bloemen en vogels onder de pen van Tang-dichters Wang Wei, Meng Haoran, Li Bai en hun geestverwanten alleen als zodanig zou zien.
De reden waarom ik Wang Wei als eerste noem is dat zijn landschapsgedichten crème de la crème zijn van de Tang-dynastie en dientengevolge van alle tijden die China tot nu toe heeft beleefd, althans mijns inziens. Welnu, als Wang Wei’s gedichten, die over landschap gaan, niet alleen gedichten zijn, wat zijn ze wel? Ze zijn ook schilderijen, concerten, films – 3D trouwens en geurende tuinen. Ze prikkelen op alle mogelijke manieren onze reuk- en tastzin. Ze zijn gedachtegoed van het boeddhisme, taoïsme en van de filosofie. Hieronder zet ik aan de hand van bovenstaand gedicht uiteen wat ik met voorafgaande zinnen bedoel.
Schilderij
Een, groot geheel. Zoals ons bekend is, voordat een kunstenaar aan een doek begint, tekent hij eerst in zijn hoofd het totale beeld. In geval van een landschapsschilderij, dient hij te weten hoe de rivier loopt, waar de brug hangt, langs welke route de wilde ganzen vliegen enzovoorts. Nadat hij de structuur aan het beeld heeft gegeven, vult hij de details in. Dit doet Wang Wei ook. Met ‘Ik ben op weg naar de Tempel Wierookgeuren / zonder te weten waar hij precies gesitueerd is’ schetst Wang Wei de omgeving waar zijn verhaal zich afspeelt.
Twee, details. Het grote geheel van een beeld bestaat uit verschillende details, die idealiter stuk voor stuk mini-schilderijen zijn. Met ‘Na amper een paar stappen te hebben gezet / kom ik terecht in bergen verscholen in wolken’ zet de dichter zichzelf in beeld. Hierbij staat hij, als sterveling, in schril contrast met de ‘bergen verscholen in wolken’ die zwijgzaam en onbewogen eeuwen voorbij zien gaan. Een van de overige mini-schilderijen in het grote geheel is bijvoorbeeld te zien oftewel te lezen in ‘Boven mijn hoofd schijnt de zon op dennenbomen / die erdoor dieper groen ogen dan ze reeds zijn. ’
Concert
Wang Wei neemt geen genoegen met alleen schilderen. Hij componeert ook. Dwars door de dichtregels ‘Onder mijn voeten stroomt een beekje kolkend / over rotsen met steile randen en scherpe hoeken’ klinkt de muziek gecomponeerd door Moeder Natuur. Tot de muziek behoren tevens deze klanken, ‘In de avondgloed die zich op de aarde neer vlijt / hangt een oorverdovende stilte boven een diep meer.’ Verschillende tonen en ritmes, gemaakt met verschillende ‘instrumenten’ (water, steen en stilte) zijn geen alleenstaande muziekstukken meer. Ze vormen tezamen een concert. Het kolkende, zingende beekje en de stilte enerzijds en de avondgloed anderzijds, de een is orkest der natuur en de ander is decor van het podium, waarop het orkest speelt.
Film
Een schilderij is statisch en een concert is ééndimensionaal, maar een film heeft beiden. ‘Boven mijn hoofd schijnt de zon op dennenbomen / die erdoor dieper groen ogen dan ze reeds zijn.’ Hieraan merken wij de verandering van kleuren naarmate de dag ouder wordt en de jonge nacht popelt bergtoppen te kussen. Het schilderij dat de dichter maakt houdt bewegingen in en is dus een ‘motion film’. Dat niet alleen. Met ‘Na amper een paar stappen te hebben verzet gezet / kom ik terecht in bergen verscholen in wolken’ laat Wang Wei ons dit zien: in de verte bergen, in de hoogte wolken en van dichtbij de dichter zelf. Door diepten te scheppen, produceert Wang Wei een film met 3D-effect.
Tast – en reukzin
Een film, hoe mooi ook, kunnen wij niet aanraken of ruiken. Het landschap onder Wang Wei’s pen is echter aan te raken en te ruiken. ‘Onder mijn voeten stroomt een beekje kolkend / over rotsen met scherpe randen en steile hoeken. / Boven mijn hoofd schijnt de zon op dennenbomen / die erdoor dieper groen ogen dan ze reeds zijn.’ Wij voelen als het ware de spetters van het water uit de rivier op onze huid; wij ruiken als het ware de zuurstof die het opspelende water vrijgeeft alsmede de frisse adem van de dennenbomen die door zonnestralen zacht worden gestreeld.
Boeddhisme,taoïsme en filosofie in het algemeen
De dichter blijft niet bij het landschap. Hij zoekt naar wat de natuur zonder er een woord over vuil te maken aan ons vertelt. ’ Aan de rand van een meer zit een monnik in diepe trance / een trance waarin hij een tijger in zijn hart temt / een tijger die luistert naar de naam Werelds verlangen’. In deze paar regels zit misschien de clue van het gedicht. Daarmee laat Wang Wei ons weten dat onze zorgen niet uit de natuur komen, maar uit ons hart. Door terug te keren naar de natuur ontketenen wij ons van de zorgen die in feite onnatuurlijk zijn. Zich onthechten van aards verlangen (boeddhisme), voorbeeld aan de natuur nemen (taoïsme) en nadenken over de relatie tussen mens en wereld (een vraagstuk waar filosofen generatie na generatie hun hoofd over breken). Dit allemaal zit vervat in dit korte gedicht, dat gezien het bovengenoemde, meer dan landschapsgedicht is.
Landschapsdichter, landschapsschider en musicus
De Tang-dynastie kent meer landschapsdichters dan Wang Wei. Waarom steekt hij er met kop en schouders bovenuit? Ik vermoed dat het te danken heeft aan zijn vele talenten. Hij was van kinds af aan musicaal. Zo kende hij, volgens de overlevering, het beroemde muziekstuk Nishang yuyiqu uit zijn hoofd. Hij is een begaafde schilder en staat in de Chinese geschiedenis niet alleen als befaamde dichter te boek maar ook als schilder. Lang en graag woonde hij in bergen en bossen en hij voelde zich aangetrokken tot het boeddhisme en taoïsme. Bekende dichter Su Shi uit de Song-dynastie schreef zo over hem, Wang Wei’s gedichten bevatten landschapsschilderijen en Wang Wei’s landschapsschilderijen behelzen gedichten. Yin Fan, een tijdgenoot van Su Shi, zei in zijn boek Heyue Yingling Ji dat, als men Wang Wei’s gedichten in een meer laat vallen, veranderen ze in parels; dat als men Wang Wei’s gedichten op de muur schrijft, worden ze schilderijen.
Het verschijnsel Wang Wei stond uiteraard niet op zichzelf. De tijd waarin hij leefde kende een vulkaanuitbarsting van landschapsgedichten die hun gelijken kenden daarvoor noch daarna. Zodanig dat een criticus zich afvraagt of de dichters van de Tang-dynastie van het landschap hielden of het landschap van de Tang-dichters hield. Een raadsel waar tot nu toe niemand uitleg voor heeft gevonden. Het is maar goed ook, want de natuur is zo mysterieus en intrigerend dat men erin een leven lang moet wonen om hopelijk een blik van zijn ware gezicht te mogen opvangen. Dit heeft Wang Wei gedaan. Hier hebben Meng Haoran, Bai Juyi, Li Bai, Du Fu en nog meer Tang-dichters aan meegedaan, met onevenaarbaar schone letteren ten gevolge. Dat zijn hun ultieme dialogen met de natuur.
Lulu Wang
www.luluwang.nl
Den Haag, 14 april 2018