Mijn opa, Voorwoord geschreven nav herdruk Het Witte Feest in 2007. Binnenkort zijn alle bestaande boeken van Lulu als e-books voor een portemonneevriendelijke prijs verkrijgbaar in Lulu’s webshop op haar website, incluis deze novelle.
Ik, Lulu Wang, hoor eigenlijk Lulu Yang te heten. Niet omdat ik mijn paspoort heb vervalst, maar omdat mijn oma hertrouwd is. De stiefvader van mijn vader had de achternaam Wang. Vanaf mijn geboorte tot heden heb ik geen enkele foto van opa Yang gezien. Niemand in de familie praat graag over hem. Uit de flarden informatie die ik in de loop der jaren hier en daar opving leid ik het volgende af.
Mijn oma zei ooit dat de ouders van haar man in één woord samen te vatten waren: arm. Zo arm dat opa Yang geen dag in de schoolbank gezeten had. Maar…
In het begin van de vorige eeuw telde de miljoenenstad Tianjin, de derde grootste van China, maar drie auto’s. En wie reed er in een ervan? Mijn opa. Hij kon dan wel een schoolgebouw niet van binnen gezien hebben, maar hij had zichzelf geleerd aan motoren te sleutelen en later een wagen te besturen. Zo werd hij in de jaren twintig of dertig – overbodig te vermelden: nog steeds van de vorige eeuw – de privéchauffeur van het toenmalige staatshoofd van de Republiek China, president Cao Kun.
Van de hoge heren en hun verwende dames die hij overal naar toe bracht en weer ophaalde leerde opa opium snuiven. Later ging hij over tot het gebruiken van de ‘witte poeder’, een ruwe vorm van heroïne of zoiets. De hele tijd niesde hij, ook – per ongeluk uiteraard – in het gezicht van de oppermachtige politici die hij bediende. Als die mensen één keer met hun voeten stampten, beefde de aarde driemaal. Geen wonder dat ze mijn opa op een kwade dag hadden ontslagen.
Echter, zijn verslaving aan de ‘witte poeder’ liet zich niet zo gemakkelijk de laan uitsturen. Opa verkocht zijn huis, inboedel, de kleren van zichzelf, zijn vrouw en van zijn kinderen. Zelfs het dekentje waar zijn tweede baby, mijn vader, in gewikkeld lag, bracht hij naar het pandjeshuis.
Oma nam twee banen. Ze dribbelde op haar lotusvoetjes van hot naar her. Overdag werkte ze als dienstmeisje voor een Witte Russin. Die dame was de hele tijd of straalbezopen of op zoek naar een nieuwe fles wodka. ’s Avonds waggelde oma naar een naaiatelier van een andere Witte Russin. Deze vrouw maakte korsetten en dreef slaven.
Oma’s zuurverdiende centen werden wederom door opa gebruikt om de beruchte poeder te kopen. Zijn eerstgeborene, mijn oudste oom, moest al op negenjarige leeftijd in de leer bij een elektricien. Zijn baas trapte vanaf de ladder waar hij op stond tegen het hoofdje van mijn oom, als dit jongetje zich vergiste en een driemillimeter bout in plaats van een vijf millimeter aan zijn meester had overhandigd.
Mijn vader was amper vier, maar hij moest zijn moeder soms dagen achter elkaar missen en werd dol van de honger. Opa was steeds op pad geld te vinden voor zijn witte poeder. Vandaar dat mijn pa zijn vader zelden zag. Het jochie hoorde wel vaak over hem. Op straat werd hij gepest en uitgescholden door andere kinderen, als zijnde de zoon van een verslaafde.
Op een winterochtend werd mijn oma uit bed gehaald door een paar bewoners enkele straten verderop. Kom gauw mee, riepen ze, want haar echtgenoot lag roerloos tegen de afkoelende oven van een bakker aan. Opa was niets meer dan een hoopje botten, graatmager en gehuld in dunne vodden. Hij was uitgehongerd, uitgeput en vervolgens doodgevroren.
Van mijn overgrootvader moest mijn oma hertrouwen, anders zou niet alleen zij van honger creperen, maar ook haar jongste kind – mijn vader. Haar tweede man, opa Wang, zwoegde met de rug naar de rode zon en het gezicht naar de bruine aarde in groenten- en granenvelden. Zo spaarde hij elke cent die hij verdiende om zijn stiefzoon een goede opleiding te geven. Mijn vader ging naar de universiteit en kreeg later een goede baan.
Mijn twee opa’s hadden iets met kachels, want opa Wang stierf weliswaar niet bij een kachel, maar door een kachel. Koolmonoxide vergiftiging. Na de begrafenis van opa Wang nam mijn oom mijn vader apart en verzocht hem zijn achternaam te veranderen in Yang. Mijn pa weigerde. Hij had vaderliefde, gezinswarmte, drie keer per dag eten en de schoolbank leren kennen, dankzij zijn stiefvader. En hij moest en zou de naam Wang dragen en hem aan zijn nageslacht doorgeven.
In tegenstelling tot iedereen in onze familie ben ik trots op mijn opa.
Ten eerste, toen bijna niemand auto’s kon repareren of erin kon rijden, verdiende opa geld als water in de hoedanigheid van de privéchauffeur van ’s lands grootste leider. Wie doet hem na? Ik tenminste niet. Na zesenveertig jaar geleefd te hebben, waarvan eenentwintig in Nederland, heb ik nog steeds geen rijbewijs kunnen halen. De beste manier waarop een man mij kan imponeren is mij naast hem in zijn auto te laten plaatsnemen en rondjes met mij te rijden.
Ten tweede, opa Yang had weliswaar het huis, de inboedel, de kleren en het beddengoed verpatst, maar niet zijn vrouw en twee kinderen. Als hij dat had gedaan, zou hij zijn neus met substantieel meer verslavende middelen kunnen verwennen. Het verkopen van familieleden in ruil van drugs was destijds aan de orde van de dag. Wat dat betreft ben ik opa Yang oprecht dankbaar dat hij zich in deze kwestie ingehouden heeft.
Ten derde, tja, ik kom niet uit een bloemkool, maar uit mijn vader en moeder. En zij uit hun ouders. Opa Yang behoort tot mijn voorvaders. Daarom heb ik geen recht om zijn gewezen bestaan te negeren, maar alle recht om van hem te houden.
Gisternacht droomde ik van mijn opa. Hij zwaaide vanuit de hemel naar mij en verontschuldigde zich dat hij nu pas voor mijn geestesoog verscheen. Ik was de enige van zijn uitgebreide familieschare die over hem schreef, in mijn novelle @Het Witte Feest@ (deze link embedden aub: https://luluwang.nl/?page_id=266 ). Hiervoor zijn intense dank. Hij liet zijn hoofd hangen toen hij zei dat het hem speet, van de ellende die hij zijn vrouw en kinderen had bezorgd.
Maar, opa’s gezicht klaarde op, vanaf nu was hij mijn beschermengel. Hij beloofde mij daar te zijn waar ik hulp nodig had. Ik vroeg hem of ik voortaan Lulu Yang als mijn pennaam moest gebruiken. O nee!, riep hij. Zonder opa Wang zou mijn vader niet naar de universiteit kunnen gaan. Zonder op de universiteit te zitten zou mijn pa niet mijn ma – een intelligente dochter van relatief welgestelde ouders – hebben kunnen ontmoeten. Zonder die twee zou ik jaren geleden het eerste levenslicht niet hebben kunnen zien. Zonder op de aarde te komen zou ik geen boek over hem, opa Yang dus, tot stand hebben kunnen brengen.
Vanochtend snauwde ik voor de zoveelste keer mijn lieve man Will af, werkelijk, om een peulenschilletje. Ik kon mezelf gaar meppen, maar het bij Will goed maken kon ik op dat moment niet. Mijn wederhelft was mijn driftbuien zo zat dat hij zich in zijn kamer opsloot en niets van mij wilde en kon aannemen.
Ik keek naar boven en waarachtig, opa Yang verscheen tussen de witte wolken. Hij knikte mij minzaam toe maar zei verder niets. Dat was echter voldoende voor mij om te beseffen hoe ik me voortaan kon beteren. Het voelt fijn om te weten dat ik niet alleen ben. Dat ik een beschermengel heb. En dat hij toevallig mijn opa is.
De lange weg die ik heb afgelegd om de vader van mijn vader terug te vinden en om hem in mijn hart te sluiten heeft mij iets waardevols bijgebracht. Als je een ‘slecht’ familielid hebt, kijk naar zijn of haar goede kant. Immers, in elke yin zit een yang.
Voorwoord geschreven voor een herdruk van Het Witte Feest, (deze link embedden aub: https://luluwang.nl/?page_id=266 ) 2007.
Fotograaf: F. T. Chien.