Mr. B is een asielhondje. Een mannetje, wit, gespierd, een kruising tussen een maltezer moeder en een andersoortige vader, of andersom. Ik was er niet bij toen hij door het asiel gered werd. Volgens zeggen heeft hij een maand lang in het Kralingse Bos gezworven totdat een alerte wandelaar aan de bel trok.
Zijn vorige baas had een drukke baan en kwam pas na vijf uur thuis. Mr. B blafte de hele buurt bij elkaar. Hij was bang om alleen te zijn. Zo had hij zich waarschijnlijk wekenlang gevoeld daar in het bos van Rotterdam. Artsen noemen het verlatingsangst. Een oude vriend uit Maastricht moest een keertje naar Den Haag voor zaken en logeerde bij mij thuis. Joh, riep hij, je huis lijkt wel het Centraal Station, van Maastricht of Den Haag zei hij er niet bij. Zijn opmerking schoot In de roos, moet ik toegeven.
Vrienden en kennissen kwamen geregeld naar mijn huis en ze waren meestal hondenliefhebbers. Eentje kende de baas van Mr. B en nam het hondje mee. Wij deden niets bijzonders, hoor. Alleen gaven we hem een bordje met hetzelfde voer dat de andere hondjes ook kregen.
Klop op de deur
Twee weken later zetten de hondjes in mijn huis een keel op en wij keken naar buiten. Mr. B zat daar braaf, stil maar verlangend naar ons te staren. Wij deden de deur open en hij veranderde in een strandbal. Hij sprong van de bank naar de stoel, van de stoel naar de tafelpoten, van de zitkamer naar de keuken en hetzelfde traject terug, keer op keer. Even later belde zijn baas aan. Is Mr. B bij jullie, vroeg ze. Wij antwoordden naar waarheid en ze zei dat ze de auto aan het uitladen was – ze waren net terug van een vakantie in Frankrijk. Dat Mr. B na een bezoekje bij ons twee weken lang aan ons gedacht en beraamd had om een gaatje te vinden om ons weer te zien!
Wij besloten co-ouderschap te doen voor Mr. B. Als zijn baas op reis ging of een paar dagen te druk was om op hem te passen, zorgden wij voor hem. Als hij kwam, was hij als een kind zo blij. Als hij de volgende dag terug naar zijn baas moest, voelde hij het als het ware aan en draaide zenuwachtig in het rond. Maar als hij toch weg moest, keek hij niet achterom naar ons en liep regelrecht en dapper onze deur uit. Ja, Mr. B was een mannetje, een macho. Een trouwe ook, want hij kwispelde altijd blij met zijn staart als hij zijn eigen baas zag.
Ik moest vaak op reis en mijn man en vrienden brachten Mr. B samen met andere hondjes naar het strand, 700 meter van ons huis vandaan. Hij had lang krullend haar en de zeewind toverde hem om in een woeste leeuw. Hij deed zijn volle naam eer aan, en rende zo snel als een stoomlocomotief. Een ouderwets begrip uiteraard, want nu hebben wij de zweeftrein, een factor of tien zo niet meer rapper dan zijn voorganger.
Wij tweetjes
Pas sinds 2019 begon ik alleen voor Mr. B te zorgen, oftewel, begon hij voor mij te zorgen, gezelschap houden dan. Er was veel gebeurd en ik was diep bedroefd, maar ik hield mij kranig overeind. De enige keer dat ik zo hard huilde dat ik bijna van mijn stokje ging was toen ik na een dag en nacht ergens anders te zijn om dingen te regelen thuiskwam. Mr. B vloog naar mij toe en deed pogingen om te blaffen, zonder succes. Zijn stem was hees geblaft. Buren vertelden mij dat hij niet van ophouden wist en een dag en een nacht vol had geblaft. Ik viel op mijn knieën en hield hem vast. Innig had ik hem beloofd om hem ondanks alles wat ik buiten moest doen nooit en te nimmer meer ook maar een seconde alleen te laten.
Mr. B snurkte en dat was mijn beste slaappil. Hij sliep op een rietenstoel naast mijn hoofdkussen, zalig, voor hem en mij. Als hij wakker werd, kamde ik zijn haren en hij strekte zijn lijfje helemaal uit zodat ik geen plek oversloeg. Daarna masseerde ik hem en hij kreunde van genot. Als ik een ei at, kreeg hij de helft. Ik las met argusogen de samenstelling van hondenvoer en wilde toch liever zelf voor hem koken. Ik kocht kippenbouten en botjes van runderen en varkens en stoofde ze heel lang. (Een aardige opgave, want ik ben vegetarisch en raak zelden vlees aan.) Zo kon Mr. B ook van de botten smullen. Goed voor zijn gewrichten. Geen idee of dit heeft geholpen maar niemand gaf hem – naar schatting van de arts – twaalf en een half jaar. Hij was een wervelwind als hij het op een galop zette. Niet alleen snel maar lang kon hij wandelen. Minstens twee uur per dag liepen wij op het strand, in het bos of langs lanen.
Doordat wij samen sliepen, kon ik hem naast horen snurken ook voelen trillen. Ja, dat symptoom deed zich vanaf deze winter voor. De arts gaf hem antibiotica en dat hielp. Sinds mei dit jaar trilde hij ook. Niet vaak maar toch. Twee weken geleden zakte hij door zijn poten toen wij door het bos wandelden. Ik hield hem vast, aaide en troostte hem. Tien minuten later ging het over. Hij dartelde weer met zijn staart omhoog.
Wij als één
Gisterenochtend keek hij mij aan terwijl ik gymnastiek aan het doen was. Ik zei tegen hem, wacht even, mama laat je straks uit. Toen ik klaar was, zag ik hem wankelen in de achtertuin. Ik hield hem vast op mijn schoot en bad samen met hem tot Boeddha dat de epileptische aanval zoals vroeger na een paar minuten voorbij zou gaan. Een poosje later zag ik zijn ogen wegdraaien en zijn tong uithangen, inmiddels paars geworden.
Ik bad en bad tot Boeddha en hoopte dat hij beter zou worden. Onderwijl belde ik met een vrije hand naar de dierenkliniek. Ik was in de wacht gezet, tergend lang, althans naar mijn gevoel. Ik drukte mijn hart tegen dat van Mr. B aan en zei luid en duidelijk dat ik van hem houd en dat hij niet bang hoeft te zijn. Mama is bij je, Mr. B! Even kwam hij tot rust maar direct daarna trok zijn lichaam weer spastisch samen. Hij werd het ene seconde haast een strak getrokken boog en het volgende moment een smalle bal. Tussen twee pijnaanvallen door keek hij mij hulpeloos aan. Angst stond erin te lezen. En lijden.
Geen idee waarom maar ik wachtte geduldig totdat de lijn van de kliniek weer vrij zou zijn. Van deze tijd maakte ik gretig gebruik om samen met Mr. B te bidden en hem tegen mijn borst aan te drukken. Hij verborg zijn hoofdje in mijn oksel zodra hij niet aan het samentrekken was en wij waren één. Hij met mij en ik met hem. Ik keek naar de blauwe hemel en bad tot het Leven dat dit moment voorgoed gegrift werd in het hoofd van hem en mij. Hij had pijn maar geen verdriet, want hij klampte zich als een baby aan mij vast en hij wist dat mama bij hem was.
Ogen
Ik besloot niet meer te wachten tot de lijn weer vrij was en belde mijn buurman. Tien tellen later zaten wij in zijn auto naar de dichtstbijzijnde kliniek. Du moment dat Mr. B naar de Intensive Care gedragen werd, raakte ik in paniek. Ik wilde bij hem zijn, maar dat mocht niet, wat ik ook goed begreep. De arts had hem de hoogste dosis kalmerende middelen toegediend maar zijn epileptische aanvallen hielden aan. Zelfs toen hij te versuft was om zijn ogen open de houden, trok zijn lijfje samen.
De dokter gaf hem weinig kans op overleving en ik smeekte om binnen de Intensive Care te komen, met goed gevolg. Mr. B lag aan het infuus, zo slap als een rietje, maar toen hij mijn hand voelde, bewoog hij zijn hoofdje. De arts zei dat hij het niet bewust deed, want hij had zich al een tijdje niet bewogen. Alsof Mr. B er niet mee eens was, hij verzamelde alle krachten in zijn lichaam, richtte zich met zijn voorpoten op en keek naar mij, met zijn grote, ronde, zwarte, trouwe, betraande ogen. Gêne of niet, het kon mij niets meer schelen. Ik riep, in aanwezigheid van de artsen, uit volle borst dat ik van hem houd en ik bij hem ben, en dat ik er alles aan zal doen om bij hem te zijn.
Ondanks dat de arts en ik zaten te overleggen om zijn leven langer te rekken door andere medicijnen toe te dienen, voelde ik aan mijn water dat zijn einde naderde. Weer smeekte ik de arts mij toe te staan in de Intensive Care te blijven, maar dat kon niet, alle begrip. Voorts stelde ik voor Mr. B mee naar huis te nemen, maar dat was geen optie. In mijn radeloosheid was ik vergeten de arts te vertellen dat Mr. B een asielhondje was en dat hij zijn hele leven bang was om alleen te zijn. Op de laatste momenten van zijn leven wilde ik hem het beste gezelschap geven zodat hij zich geborgen voelde, iets waar hij zijn hele leven naar had gesnakt. Echter, zijn gezondheidstoestand liet mij niet toe hem naar mee huis te nemen. Evenmin hem naar een groter ziekenhuis te vervoeren.
Een ander spoedgeval meldde zich aan aan en ik moest de ICU verlaten. Gelukkig beloofde de arts mij te verwittigen zodra haar handen weer vrij waren. Ook gelukkig was dat er constant een arts bij was die Mr. B in de gaten hield.
Keelgeluid
Ik doolde als een zombie over straat, vlak voor de kliniek en bad wederom tot de hemel. Wat was ik blij dat de lijn van de kliniek bezet was en dat ik tijd had om Mr. B tegen mijn hart aan te drukken. Dat was ons moment. Onze tijd. Onze eeuwigheid.
Mijn telefoon ging. De arts meldde dat Mr. B snel achteruit ging. Toen ik aankwam, waren zijn ogen al weggedraaid. Ik riep en riep, Mr. B, dank je! Ik houd van je! Mama is hier! Ik weet zeker dat hij het, ondanks bewusteloosheid, had gehoord en in zijn hoofd had geprent. Hij had teveel pijn voor een dierwaardig bestaan, aldus de dokter. Hoe moeilijk het voor mij ook was om hem op zo’n abrupte manier te laten gaan, ik moest hem niet langer zien lijden.
Ik vroeg de arts het infuus weg te halen, want ik wilde dat hij in mijn armen zijn laatste adem uit zou blazen. Na de eerste slaapprik snurkte hij, zoals hij altijd deed bij mij in bed. Ik bleef zeggen tegen hem dat ik hem dank en van hem houd. Zijn hoofdje was slap geworden en ik moest opletten hoe ik hem recht kon houden. Na de tweede prik zei ik weer dat ik van hem houd en zo stil als hij de hele tijd was geweest, hoorde ik plotseling een geluid in zijn keel.
Mr. B heeft voor de laatste keer geblaft, om te zeggen dat de liefde wederzijds is.
Een asielhondje met verlatingsangst is in de laatste drie jaar van zijn leven zowat geen minuut van mijn zijde geweken, ofwel ik van hem. In de eerste periode van zijn aanval waren wij zo één met elkaar dat hij weet dat ik weet dat wij voorgoed met elkaar verbonden zijn.
Pen
Ik heb nooit gedacht dat het verlies van een hondje mijn hart zo kon breken. Sinds gisteren tot vandaag heb ik mezelf steeds afgevraagd waarom ik dit verdriet moest ondergaan. Nu ben ik, denk ik, er uit. Mr. B heeft mij gekozen als baas zodat ik, een auteur, met mijn pen kan beschrijven wat onvoorwaardelijke liefde en levenslange trouw voor een mens betekenen. Hoewel mijn pen er niet toe in staat is, mijn droefenis en dankbaarheid zijn een weerspiegeling van zijn liefde en trouw.
Hoe mijn verdere levensreis eruit zal zien weet ik niet, maar ik weet wel dat ik niet meer alleen ben. Mr. B is een engel geworden en waakt over mij.
Mr. B, rust in vrede. In het paradijs kennen hondjes geen angst om alleen gelaten te worden. Bovendien, je bent altijd bij mij, in mijn hart, mijn hoofd en op mijn nachtkastje.
Tenslotte dank ik, ook namens Mr. B, de artsen die zijn lijden draaglijker hebben gemaakt.