Op hoop van zon, 3, Lulu Wang


Nu het herfst is, ga ik elke ochtend, voordat ik me aankleed, alvast op blote voeten naar het raam. Daar kijk ik naar een kastanjeboom in mijn achtertuin. Ik kan niet wachten om met lede ogen aan te zien wat voor ravage de wind de afgelopen nacht heeft aangericht. Aan de bladeren die nog aan de takken hangen, lees ik de windkracht af. Ik moet de weergoden al op mijn knietjes bedanken als er geen storm heeft huisgehouden, die alle bomen in één moeite door kaal heeft gestript. Nee, ik schuif mijn afkeer tegen rukwind, donder, bliksem en alles wat er tot overmaat van ramp bij komt niet onder stoelen of banken.

Vanochtend deed ik hetzelfde, uit het raam kijken naar de kastanjeboom. Zo kaler de takken waren geworden, zo dikker leek het bladertapijt in mijn achtertuin. De tientallen blaadjes die ondanks de nachtelijke windstoten voet bij stuk hadden gehouden, weerkaatsten als bronzen spiegeltjes de oranjerode ochtendgloed.

Plotseling stak een wervelwind zonder enig voorteken op en ik zag een blad eronder bezwijken. Het slanke goudgele blad vloog met de wind. Ze maakte een reeks pirouettes, als een ballerina op het podium van een amfitheater, met roder wordende ochtendgloed en blauwer wordend hemelgewelf als decor. Ze rees en daalde, onderwijl wentelend en kerend in de richting en het ritme van haar even krachtige als galante danspartner. Het ene moment ging ze bijna ten gronde, maar het andere moment werd ze gered door haar prins op het windpaard. De twee botsten tegen elkaar en omhelsden elkaar om vervolgens gearmd af te stevenen op hun gezamenlijke lotsbestemming.

Terwijl ik ademloos naar het tweespel keek , begon mijn dijk van een hekel aan wind, storm en wat dies meer zij af te brokkelen. Waaide het niet als een gek, zou het blad misschien langer aan de tak hangen, maar wat dan? Vroeg of laat zou ze afscheid van de tak moeten nemen. Dan zou ze loodrecht op de grond vallen, een saai einde tegemoet. Dan zou ze de kans moeten missen om vlak voor haar onvermijdbare einde de hoge, brede en wijde wereld te bereizen, haar prins te ontmoeten, door hem bemind en meegenomen te worden naar plaatsen waar ze destijds als een blad aan een boom nooit van had durven te dromen. Als het blad toch moest heengaan, was deze manier van vertrek zo’n slecht idee ook weer niet, temeer omdat ze haar laatste reis niet alleen hoefde af te leggen. Met herinneringen aan haar eerste en enige dans en aan hun gezamenlijke vlucht in het blauwe luchtruim kon het blad, straks daar in het bomenparadijs, met weemoed terugdenken aan haar vervulde leven op aarde.

Toen mijn hekel aan wind en storm geluwd was, kon ik helderder denken. Ik besefte dat wat ons naar ons einde brengt niet onze vijand hoeft te zijn. Het kan net zo goed onze laatste geliefde zijn. Een geliefde die op het moeilijkste moment van ons leven zo graag onze hand vast wil houden dat hij het ervoor over heeft om door ons verkeerd begrepen en gehekeld te worden.

Koop Nederwonderland of andere boeken van Lulu Wang >>> >>

Op hoop van zon, 2, Lulu Wang

Gisteravond goot het. Zoals het Nederlands weer betaamde, kwamen er kou, wind en vroeg neerdalende duisternis nog bij. Hierdoor marcheerde de regen schuin, onderweg paraplu’s omver werpend en via de knoopsgaten van regenjassen in de droge kleren eronder sluipend.

Mijn deurbel ging zo vaak dat ik besloot mijn studeerkamer op drie hoog te verlaten en simpelweg in het halletje beneden te gaan wachten. Want Sint Maarten en zijn kinderen waren op trektocht. Ze droegen lampionnen bij zich, verschenen op de stoep van ieder huis en zongen liedjes in ruil voor wat lekkers.

Met een schaal mandarijntjes in de ene hand deed ik met de andere hand de deur voor vloedgolven Sint Maartens open. Van het tiental groepjes kinderen dat voor mij optrad (sommige zongen ‘11 november is de dag’ en anderen stonden erop dat 12 november de dag was, hoe de juf hen het liedje geleerd had was mij een raadsel) bedankten slechts twee jongetjes voor de eer. De rest vond het prima om fruit in plaats van snoep te krijgen. Inderdaad, zelfs de vrolijkste feeststemming bracht mij niet van de wijs. Ik moest en zou er een gezond eetpatroon op na houden en dit legde ik ook andermans kinderen op.

De regen waste de mandarijntjes schoon en ik stond ervan te kijken. Al luidde het gezegde dat niets de pret mocht drukken, de regen, kou, wind en duisternis waren niet niks. Waar haalden de kinderen de goede moed vandaan om het noodweer te trotseren alleen maar voor een mandarijntje?

Terwijl ik de lampionnen op mijn tuinpad langzaam zag veranderen in vuurvliegjes verderop de straat realiseerde ik me dat dit slechte weer niet iets was om te trotseren maar om dankbaar voor te zijn.

Hoe meer mannen in een oorlog omkomen, hoe meer jongetjes worden geboren, blijkt uit wetenschappelijke onderzoeken. Hoe meer ellende overdag, hoe mooier wij dromen ’s nachts. Hoe erger het weer wordt, hoe gemakkelijker wij in een feeststemming komen. Hierdoor staat de donkerste maand van het jaar zo stijf van festiviteiten dat wij haast vergeten zijn dat hij december heet, omdat wij hem massaal de ‘feestmaand’ noemen.

Wij danken de barre winter voor de file feesten die wij met goedkeuring Gods mogen vieren, voor de kinderen die op onze stoep komen zingen, voor de verrassende cadeautjes die wij elkaar geven en voor de lampionnen en kaarsen waarmee wij de zich achter donkere wolken verschuilende zon, maan en sterren naar ons midden halen, wanneer wij maar willen, hoe lang wij maar willen, en hoe vaak wij maar willen, mits ons doosje lucifers niet verregend is.

Koop Nederwonderland of andere boeken van Lulu Wang >>> >>