Dwaze liefde, 1

Toen ik op de Universiteit van Peking zat, trained ik elke namiddag tussen vijf uur en zes uur met een turnenteam voor mannen. De team won elk jaar de turnenkampioenschappen voor de studenten in Beijing. Waarom trainde ik niet met een vrouwenteam? Omdat die niet bestond. De vrouwelijke studenten haalden niet eens de voorronde voor de wedstrijd.

In de turnensteam wemelde het van knappe mannen. Met spierballen die je kon tellen, en die helemaal opgebold raakten als de jongens een drievoudige salto maakten of over bokken sprongen. Ik mocht van de trainer op de matten enkelvoudige salto’s oefenen. Ook leerde ik van hem op een ijzeren stellage op mijn kop te staan en in die positie zo lang mogelijk te blijven.

Een van de turners vond ik leuk, let wel, ik hem hem leuk en hij mij niet. Maar in mijn hartstocht en erdoor gevoede dwaasheid meende ik vaker dan de werkelijkheid lief was dat hij mij zag zitten. Hij studeerde natuurkunde en ik Engels. Op een dag vroeg hij mij een Chinese CV voor hem te vertalen. Ahá, dacht ik, zie je wel, hij vond mij toch leuk. Anders zou hij mij niet om hulp hebben gevraagd.

Ik zette mijn beste beentje voor en vertaalde de tekst mooi en snel. Een week daarna vroeg ik hem of hij met mij in de campus langs het Weiming Meer wilde wandelen. Een Chinese variant van ‘Wil je met mij naar de film?’

Foto: Ye Huang
31 okt. 2011