Taal leert en taal verwart, 3, commercie en taal

In het Nederlands is er een gezegde: ‘Wie met pek omgaat, wordt erdoor besmet.’
 
Als de manier waarop wij ons kleden huwelijk met de commercie aangaat, is de vraag niet meer wat voor kleren ons mooi staan, maar wat nieuw is. Is het leuker om een groot stuk van onze benen bloot te stellen of is het spannender om slechts onze enkels aan het publieke oog prijs te geven? Het gaat erom wat de modesouffleurs ons voorzeggen. Zij creëren jaarlijks, seizoenswijze zelfs, een kunstmatige modegolf, waarbij ze het meest gunstig varen, waarbij wij het tij hijgend proberen te volgen en waarbij wij onderweg lichter worden in onze buidel. Hoe snel wij ook rennen, wij zullen de golf nooit voor zijn. Daar zorgen de golfmakers wel voor.
 
Als de manier waarop wij woorden moeten spellen met de commercie trouwt of in het weekend samenhokt – lat-relatie -, krijgen wij periodiek taalvernieuwingsvloed over ons heen. Leuk voor de verkoop van woordenboeken en woordenlijst, en voor de werkgelegenheid van de groep knappe taalkoppen die de taal in stukjes hakken en weer aan elkaar naaien. Dat de gewone taalgebruikers duizelig worden van de nieuwe spelling en diens omrijmbare logica, vormt voor de taalverknoeiers, pardon, taalvernieuwers geen bezwaar. Immers, zij zijn de specialisten en Jan met de pet heeft hen maar te volgen. Klaar is kees. Of moet ik zeggen: Claar is cees?
 
Ons steeds nieuwe mode voorschrijven leidt slechts tot materiaalvernietiging. Nagenoeg nieuwe kleren gaan aan het einde van het seizoen naar de prullenbak. De natuurlijke bron op onze aarde raakt weliswaar sneller op, maar wij kunnen alsnog naar de maan vliegen om hetzelfde te doen met die planeet.
 
Ons regelmatig zinloze hetzij door commercie hetzij door grootheidswaan ingegeven taalvernieuwingen opleggen, echter, leidt tot de vervorming en uitholling van onze essentie. Hoe leggen wij straks aan de maanbewoners uit wie wij zijn? Onze taal is eerder door ons naar de maan geholpen dan dat wij zelf de maan bereiken.
 
Wat mij betreft mag de commercie of de menselijke arrogantie desnoods alle bomen, planten, lucht en water naar de maan helpen, maar spaar onze taal. Taal is het enige dat ons onderscheidt van planten, dieren en voorwerpen.
 
Zodra ik tijd vind, blog ik over het huwelijk tussen commercie en andere steunpilaren van ons bestaan.
 
 
Foto: Roger Voorn

Taal leert en taal verwart, 2, taalvernieuwing

Ik heb inmiddels ruim 25 jaar in Nederland gewoond en gewerkt. Om de paar moet ik mijn spaarvarkentje aan diggelen slaan ten einde me de nieuwste versie van het grote woordenboek en de woordenlijst aan te schaffen. Telkens word ik honderden gulden (destijds) of euro (sinds 2002) lichter gemaakt.
 
Om de paar jaar maaien de knappe taalkoppen ons een stukje gras voor de voeten door onze taal die onze voorouders* in de loop der eeuwen uitgekiend hebben te ‘verbeteren’. ‘Pannekoek’ moest ‘panneNkoek’ zijn, ‘c’ moest ‘k’ wezen. Voordat wij eraan gewend waren geraakt, werd ‘k’ weer ‘c’. Ik wacht met angst en beven op de volgende ronde taalverschuiving, pardon, taalaardverschuiving, sorry, ik bedoel taalvernieuwing, waardoor mijn nieuwe woordenboeken en woordenlijst voor de zoveelste keer met het oude papier mee mogen.
 
De spelling begint op de jurken te lijken. Dit jaar is de mode korte rokken. Iedere zichzelf respecterende meid haalt dergelijke kleren in huis. Voordat de rokken een paar keer gedragen, laat staan versleten, zijn, lezen wij in de toonaangevende bladen dat de rokken van het volgende jaar onze enkels moeten bedekken. De jonge dames die denken slim te zijn en hun korte rokken willen verlengen door de zoom eruit te halen hebben geen schijn van kans aan de eisen van de volgende mode te voldoen. Ook te begrijpen, hoor. Als de mode van dit jaar een tikkeltje op die van het volgende jaar zou lijken, hoe moet de mode-industrie ons naar de winkel lokken en zodoende aan haar inkomsten komen?
 
Als ‘pannekoek’ langer dan een paar jaar ‘pannekoek’ zou blijven, ‘c’ niet na drie, vier jaar in ‘k’ zou veranderen, hoe moet de woordenboekenindustrie winsten maken? Immers, als de nieuwe spelling uitkomt, moeten alle tekstschrijvers, scholen en overige vakmensen en instellingen die intensief met de taal werken nieuwe woordenboeken en woordenlijst kopen. Anders maken ze ’taalfouten’.

Wacht eens even. De knappe taalkoppen die voortdurend een taalvernieuwing bedenken, lijken op de modevoorspellers. De ene zegt ons voor wat taalkundig juist is en de andere wat mooi bij ons past.
 
Mooiheid in kleding en juistheid in taal zijn een product geworden. Met modevoorspellers en taalvernieuwders als sfeermakers. Door die sfeer voelen wij ons ongemakkelijk om ons niet volgens de mode te kleden. Door die sfeer kunnen wij ons niet veroorloven om woorden ‘verkeerd’ te spellen. Met het verschil dat als je dapper bent, je de modevoorschriften aan je laars kunt lappen, maar dat, hoe moedig je ook bent, je niet tegen de spelregels in kunt gaan.
 
Wie de nieuwe normen mag bepalen, kan zijn medemensen als poppetjes bespelen en tegelijkertijd munt uit niets slaan. En zijn medemensen? Een voordeel voor hen, het gewone volk dus, is dat ze daardoor flexibel worden. Waarom vergaat onkruid niet? Omdat het flexibel is.
 
*Hierbij maak ik gebruik van de grote algemene deler: aangezien wij geen pinguïns maar mensen zijn, zijn jouw voorouders ook mijn voorouders.
Fotograaf: Roger Voorn.